Achtergronden
We mogen trots zijn op de integratie
Uit: Het Parool, 20-2-2010.
Het gaat goed met de integratie in Nederland. Onze immigranten en hun kinderen doen het veel beter dan je mag verwachten.
FRANS VERHAGEN

De feiten bewijzen het. Stapels rapporten, boeken, proefschriften en wetenschappelijke artikelen laten zien hoe goed het gaat. Helaas hoor je er veel te weinig over. Onze immigranten en hun kinderen doen het veel beter dan je na een generatie zou mogen verwachten.
Neem de taal. Voor zover dat een probleem is, is het letterlijk een uitstervend probleem. De tweede generatie immigranten spreekt gewoon Nederlands. We mogen trots zijn op de integratie Frans Verhagen Het Parool Er zijn problemen met taal-complexiteit en woorden-schat, maar helaas geldt dat voor de hele samenleving. Vraag het maar aan de universiteiten.
Het Nederlandse onderwijssysteem werkt goed voor allochtonen. Wie ambitie heeft, gebruikt het. De hoge schooluitval in het vmbo is lastig, maar dat is vooral een breed onderwijsprobleem. Maar aan de Nederlandse universiteiten heeft nu 12,4 procent van de studenten een niet-westerse allochtone achtergrond. Het belang hiervan valt niet te onderschatten: hoger opgeleide allochtonen denken en handelen steeds meer naar het gemiddelde van de samenleving.
Ook op de arbeidsmarkt gaat het niet slecht. Wie werkt, doet mee, en het overgrote deel van de tweede generatie allochtonen vindt werk dat past bij zijn opleiding. Het is waar dat de jeugdwerkloosheid onder allochtonen nog steeds te hoog is. Bovendien zijn allochtonen in een neergaande economie kwetsbaar. Maar tegelijkertijd moeten we vaststellen dat er enorme vooruitgang is geboekt ten opzichte van de ouders, de eerste generatie.
Allochtonen in Nederland wonen beter dan ooit, net zo goed als de meeste andere Nederlanders, al zijn

Twee leerlingen op het schoolplein van de Petrus Dondersschool in Den Haag.
niet alle wijken paradijzen. Natuurlijk is jeugdcriminaliteit een probleem, maar dat houdt niet op bij Marokkaanse jongeren. Ook hier geldt voor de hele samenleving: een deel van onze jongeren is de weg kwijt, van voetbalsupporters tot strandrelaanjagers, van zuipkeetbezoekers tot oudejaarsnachttuig.
In de politiek zijn allochtonen steeds meer naar evenredigheid vertegenwoordigd, zeker in het parlement.
Allochtonen trouwen veelal binnen hun eigen groep. Dat zegt echter weinig over integratie: iedereen zoek een partner die sociaal en qua opleiding dichtbij staat. En juist verzuild Nederland zou moeten weten dat het tijd kost voordat mensen buiten hun geloof trouwen. Geduld. Kom over twee generaties terug en het patroon is totaal anders. Overigens is het nu al zo dat de ideeën van allochtonen over man-vrouwrelaties steeds minder afwijken van die van autochtonen met dezelfde sociaal-economische achtergrond.
Kortom: de tweede generatie allochtonen in Nederland is behoorlijk succesvol. De reden daarvoor is dat onze samenleving behoorlijk goed in elkaar zit. We hebben geen diepe armoede, iedereen woont be­hoorlijk, iedereen is verzekerd en onderwijs is voor iedereen toegankelijk. Natuurlijk zijn er problemen, maar die hebben voornamelijk een sociaal-economische achtergrond: het zijn Nederlandse problemen die algemeen beleid verdienen. Iedereen moet profiteren van economische groei, kwaliteitsonderwijs, betere huizen en een breed gevoel van veiligheid.
Dát is waar politici zich mee bezig moeten houden. Maar bovenal moeten we negativisme en pessimisme opzij zetten en erkennen dat er vooral ontzettend veel goed gaat. Het is waar dat veel mensen gevoelens hebben van onrust en onmacht in een snel veranderende samenleving. Dat is begrijpelijk en onvermijdelijk. Een dynamische samenleving verandert voortdurend. Maar wat de opinieleiders moeten doen is het positieve verhaal vertellen. Waarom verandering goed is en waarom we daar in Nederland heel behoorlijk mee omgaan. Waarom we trots moeten zijn op onze integratie. Trots op Nederland.
Frans Verhagen is auteur van Hoezo mislukt? De nuchtere feiten ouerde in­tegratie in Nederland (Nieuw Amsterdam Uitgevers).
Handvest voor Compassie
Op initiatief van de Engelse schrijfster en theologe Karin Armstrong werd in november 2009 het "Handvest voor Compassie / Mededogen" gelanceerd. Dit handvest wordt intussen door persoonlijkheden van allee grote wereldgodsdiensten en culturele tradities en door 100 organisaties en 40.000 mensen gesteund. Er omheen worden bijeenkomsten en activiteiten georganiseerd, wereldwijd. Voor steunbetuiging en verdere informatie, klik hier.

Handvest voor Compassie

Het principe van compassie of mededogen ligt ten grondslag aan alle religieuze, ethische en spirituele tradities; steeds opnieuw wordt daarmee een beroep op ons gedaan alle anderen te behandelen zoals wij zélf behandeld willen worden. Compassie is onze drijfveer om ons onvermoeibaar in te zetten voor het verzachten van het leed van onze medeschepselen, om terug te treden uit het middelpunt van onze wereld en een ander voor het voetlicht te plaatsen, en om recht te doen aan de onschendbare heiligheid van ieder mens en een ieder, zonder enige uitzondering, te behandelen met volstrekte waardigheid, billijkheid en respect.

Daarbij hoort tevens de opdracht om er zowel in het openbare als in het privé-leven voor te waken geen enkele vorm van leed te veroorzaken. Door gewelddadig te handelen, door de kwaliteit van het leven van een ander te verslechteren, door de grondrechten van die ander te misbruiken of te ontkennen, en door haat te zaaien met laatdunkende uitingen over anderen - zelfs over onze vijanden - doen wij de menselijkheid die wij allen met elkaar delen geweld aan. Wij erkennen dat wij er niet in zijn geslaagd een leven te leiden vervuld van compassie  en dat sommigen uit naam van hun religieuze overtuiging het totale menselijke leed zelfs groter hebben gemaakt.

Daarom roepen wij iedere man en vrouw op om - compassie opnieuw te maken tot de kern van moreel handelen en van religie - terug te keren naar het oude principe dat iedere interpretatie van geschriften die aanzet tot geweld, haat of minachting geen enkele legitimiteit heeft ~ garant te staan voor de verstrekking van correcte en respectvolle informatie over andere tradities, godsdiensten en culturen aan jongeren - positieve waardering van culturele en religieuze verscheidenheid te stimuleren - bij te dragen aan medeleven, gebaseerd op kennis, voor het leed van alle mensen, ook van hen die wij als onze vijanden zien.

Het is van wezenlijk belang dat wij compassie in onze gepolariseerde wereld maken tot een duidelijke, lichtende en dynamische kracht. Indien compassie is geworteld in principiële vastbeslotenheid om uit te stijgen boven egoïsme, kan zij politieke, dogmatische en religieuze grenzen slechten. Als product van onze wezenlijke afhankelijkheid van elkaar, speelt compassie een fundamentele rol binnen menselijke relaties en bij een volwaardig mensdom. Compassie voert naar verlichting en is onmisbaar voor het realiseren van een eerlijke economie en een harmonieuze wereldgemeenschap die in vrede leeft met elkaar.
Gemengde school vergt onderhoud
Uit: De Volkskrant 22-09-2009
Gemengde school vergt onderhoud
Gemengde scholen zijn in ieders belang. Toch worden mooie initiatieven om de dominantie van één etnische groep te voorkomen veelvuldig gefrustreerd.
van onze verslaggeefster Marjolein Bolwijn
AMSTERDAM Monique Hoogland heeft vanaf het balkon van haar flat goed zicht op het schoolplein waar haar twee achtjarige zoons in de pauze voetballen. Blonde, bruine en zwartharige koppies rennen door elkaar heen. Het resultaat van een geslaagd ouderinitiatief op de Westerparkschool in een gemengde Amsterdamse wijk.
Maar wie in de kleuterklassen gaat kijken, ziet weinig witte gezichtjes. De Westerparkschool is hét voorbeeld van hoe één besluit geslaagde menging van kinderen met uiteenlopende achtergrond om zeep kan helpen. 'We kunnen weer van voren af aan beginnen', verzucht Hoogland.
Twee jaar geleden kreeg de enige witte school in de wijk, de Rijk Kramer school, toestemming om met twee kleuterklassen uit te breiden. Waarop vrijwel alle witte buurtkleuters dezelfde richting op gingen en de Westerparkschool haar eerste groepen weer als vanouds bevolkt zag worden door voornamelijk Marokkaanse en Turkse kinderen. 'Dat schrikt witte ouders die een schoolkeuze moeten maken af, zo werkt dat nu eenmaal', zegt Hoogland. Onderwijswethouder Dick Jansen van stadsdeel Westerpark zegt dat hij de voorziene 'witte vlucht' niet kon voorkomen omdat schoolbesturen beslissen over uitbreiding. Het bestuur van de witte school was de enige die extra leerlingen kon herbergen.
Ouders proberen het tij te keren. Monique Hoogland heeft met de directie een nieuwe folder en een website gemaakt met veel witte gezichtjes erop. En met een vader is zij een ouderinitiatief begonnen om de kleuterklassen weer gevarieerder te maken. De nieuwe inschrijvingen geven hoop, zegt ze.
Samenwerking tussen allochtonen autochtone ouders blijkt belangrijk om de school gemengd te houden. Want een succesvol initiatief kan ook doorslaan en 'een witte school opleveren. Om dat te voorkomen, heeft 'Barbara Schreuders, spil van het ouderinitiahef op de Rotterdamse school De Provenier, een Turkse en een Marokkaanse moeder bij het initiatief betrokken, Zij werven ouders van peuters in de wijk onder hun groep. Maar ook moeten zij het draagvlak onder ouders verbreden voor de gemengde school. 'Wij hebben veel contact met de directie, en dat kan irritatie opwekken: allochtone ouders kunnen het gevoel krijgen dat wij hun school even komen overnemen'. De Turkse ouders die haar initiatief ondersteunt, is Yeliz Arslan, moeder van twee kinderen. Haar vierjarige dochter zit in een gemengde kleuterklas, met als beste vriendin een meisje met autochtone ouders. 'Ik ben blij dat het ouderinitiatief nu gemengd is, het gaat ook om onze kinderen', zegt Arslan. 'Allochtone ouders willen ook een gemengde school'.
Om een zwarte school te mengen, is een flinke groep ouders nodig, die samen minimaal acht kinderen naar de school brengen. Voor kinderen en ouders is het belangrijk dat ze zich geen uitzondering voelen. Met een handjevol autochtone ouders is het een moeizame exercitie, ervaart Karin Padmos van de Rotterdamse Imeldaschool. Haar initiatief verloopt moeizaam. Met veel inspanningen kreeg ze een groepje ouders zo ver de zwarte basisschool te mengen met hun kinderen. Al spoedig haakte een aantal ouders af omdat ze de school te zwart vonden, en nu zijn ze nog maar met zijn tweeën. Na lang wikken en wegen heeft Padmos besloten haar tienjarige dochter op de zwarte school te houden, omdat ze er gewend is, die school dichtbij huis is en de klassen klein zijn. Haar dochter is een tijd gepest, maar na een sociale vaardigheidstraining en ingrijpen van de school, zijn de pesterijen gestopt.
Dat het mengen van de school niet lijkt te lukken, komt volgens Padmos door de dominantie van één groep. vooral Marokkanen. Dat schrikt andere groepen af, denkt ze. 'Er wordt voornamelijk Arabisch gesproken op het schoolplein. Het voelt niet prettig om met twee Nederlandse moeders tussen Marokkaanse ouders te staan die je niet groeten en die je niet kunt verstaan. Je voelt je buitengesloten. Kinderen hebben daar minder last van. Maar het zijn de ouders die een school kiezen, hun beleving is doorslaggevend'.
Aangemoedigd door de schoolleiding blijft ze witte ouders aanspreken met wervende verhalen over de kleine klassen. Ze put hoop uit de bouw van dure woningen in de buurt. 'Dat is de vijver waaruit wij gaan vissen', klinkt het gretig.
Gevarieerde woningbouw is een belangrijk middel om segregatie in het onderwijs te voorkomen of te bestrijden. Het trekt mensen van uiteenlopende opleidingsniveaus.
De bouw van nieuwe woonwijken zoals grootschalige Vinexlocaties biedt een gouden kans om gemengde scholen te creëren, maar toch gaat het daar geregeld mis. Zoals in de Amsterdamse wijk IJ­burg. Binnen de kortste keren zijn daar witte en zwarte basisscholen ontstaan. Oorzaak is, zegt Guido Walraven van het Kenniscentrum Gemengde Scholen, dat bij een nieuwe wijk vaak eerst de duurdere of goedkopere woningen worden opgeleverd. Met als gevolg een eenzijdige populatie op de enige school die in het begin beschikbaar is. 'Met een doordachte planning kun je een gemengde bevol­king creëren in wijk én scholen.'
Basisscholen met geslaagde ouderinitiatieven proberen zich te onderscheiden met een uitgebreid creatief aanbod of speciale vakken als Engels vanaf de kleuterklas, Dat trekt hoogopgeleide ouders, autochtoon én allochtoon, want die willen meer dan alleen de reguliere vakken. En dat is waar het om gaat, zeggen schoolleiders in koor: het mengen van kinderen met laagopgeleide en kinderen met hoogopgeleide ouders. De kleur doet er niet oe, zeker nu het aantal hoogopgeleide allochtonen toeneemt.
'Hoogopgeleide ouders nemen meer initiatief en dat doet de school goed', zegt directeur Anne­Mieke Bulters van De Kraal in Amsterdam. 'Ouders hebben het overmatig snoepen aangepakt en organiseren nu het Suikerfeest. Kerstfeest en schoolreisjes. Onze school is gemengder, dynamischer en actiever geworden. Het zijn de ouders die de motor zijn geweest van deze veranderingen.'
Verschillende visies op de dialoog christenen-moslims
Uit: Volzin 2 oktober 2009
Tekst: Marcel Poorthuis
"Allah is een lege God", verkondigde oud-verzets-strijdster en theologe Hebe Kohlbrugge ooit. Precies die houding proeft dialoogdeskun­dige Marcel Poorthuis in de brief over de islam, waartoe Kohlbrugge onlangs het initiatief nam. De brief is gericht aan de synode van de PKN en ondertekend door ruim negentig bezorgde PKN-Ieden, onder wie veel predikanten. De eigen identiteit mag geen wapen worden om de islam te degraderen, oordeelt Poorthuis.
De brief over 'De PKN en de islam', opgesteld door verontruste predikanten, benadrukt dat de kerk niet te snel problemen en verschillen van inzicht moet gladstrij­ken. De eigen christelijke identiteit dient voluit aan bod te komen in het gesprek met de islam. Tot zover niets aan de hand. Maar de krasse initiatiefneemster Hebe Kohlbrugge (95) staat al jaren bekend om haar onverzoenlijke houding jegens de islam. "Allah is een lege god", zo luidt haar overtuiging die ze samen met haar zus Harma Kohlbrugge verkondigde. Theologische inspirator is de zendingswetenschapper Hendrik Kraemer, inderdaad een bevlogen mens, maar volkomen ongeschikt als gids voor de dialoog met andere religies. Religie is mensenwerk, dat heeft met God niets van doen, is de gedachte. Akkoord, zolang het zelfkritiek betreft. Ook bij de ontwerper van die gedachte, de protestantse theoloog Karl Barth, betrof het kritiek op de Duitse christenen die vanaf 1930 hun volksgevoel goddelijke allure wilden geven. Predes van­wege deze context is het onderscheid tussen religie als mensenwerk en geloof als genade van God ongeschikt om andere religies mee te typeren. Tenzij men aarmeemt - en dat doet geen barthiaan - dat iedere religie met dezelfde tweedeling worstelt: mensenwerk én Gods openbaring. Waarom zijn hier de zusters Kohlbrugge de adviseurs en niet islamkenners uit eigen kring als Slomp, Speelman en Wessels die over de islam heel wat zinniger hebben geschreven zonder hun eigen christelijke traditie te vergeten? Geen wonder dat nu de rechterflank van de protestantse kerk juicht over de brief.
Godsbeelden
De negatieve beeldvorming bij protestanten over de islam dateert al van Luther en Voetius, zonder dat er sindsdien theologisch nieuwe wegen zijn ingeslagen. De Vaticaanse verklaring NostraAeatateover de niet-christelijke gods­diensten was dan ook voor menig protestantse theoloog een even grote eyeopener als voor katholieken: jodendom en islam als kinderen van Abraham, samen met christe­nen. Moeten we ons dan nu weer met de briefschrijvers gaan afvragen of de islam zich wel tot de ene ware God richt? Impliceert het door hen gesuggereerde alternatief dat Allah niet de God van de Bijbel is, niet dwaling en afgoderij? En is het jodendom in het verleden niet van predes hetzelfde 'starre godsbeeld' beticht, waarin de liefde zou ontbreken? Laten we alsjeblieft ophouden met het praten over godsbeelden, want de intolerantie die daarachter schuilt, is zonder weerga. "Een volstrekt ander godsbeeld", daar is inderdaad geen commonground meer! (A Common Ground is de brief van 138 moslimgeleerden die christenen en moslims oproept tot meer dialoog, red.). Laten we ons liever buigen voor het mysterie van God wiens wegen niet onze wegen zijn en die ons ten ene male te boven gaat. De nadruk op Christus is essentieel voor de christelijke identiteit, maar mag niet als wapen in de dialoog dienen. De gestalte van Christus is trouwens een veel groter struikelblok in het gesprek met het jodendom, dat zelfs helemáál niets over Jezus te melden heeft.
Onopgeefbaar verbonden
De brief brengt terecht de band tussen kerk en jodendom ter sprake. Die band is zeker van belang, ook in het gesprek met moslims en inderdaad de laatste jaren jammerlijk genegeerd. Maar betreft het probleem hier niet ook een internprotestantse zaak die juist vanwege de interne polarisatie onvruchtbaar is geworden? Enerzijds wordt een "onopgeefbare verbondenheid" met het jodendom beleden, anderzijds leidt de dialoog met het jodendom een kommervol bestaan binnen de PKN. In het orthodoxe protestantisme gebruikt men de band met het jodendom bovendien al jaren om zich krachtig van de islam te distantiëren. En ook: kritiek op de politiek van de staat Israël wordt verward met betwisting van het bestaansrecht ervan. Terwijl ik persoonlijk geen millimeter toegeef als het om het bestaansrecht van Israël gaat en weet hoe sluipend dat toch weer ter discussie wordt gesteld, pleit ik voor een open kritische houding als het om de politiek van Israël gaat. Als die houding verdwijnt, wordt die verbondenheid met Israël immers van twijfelachtig theologisch allooi.
De band tussen islam en jodendom krijgt tegenwoordig nauwelijks nog nadruk, noch bij joden noch bij moslims. De totaal vastgelopen Midden-Oostenproblematiek én het moslirnfundamentalisme én het islamitisch antisemi­tisme (drie te onderscheiden zaken overigens) zijn daar debet aan. Dat laat onverlet dat de overeenkomsten tussen beide godsdiensten er wel degelijk zijn en zelfs zeer groot zijn. Ook dat mogen de briefschrijvers wel eens theolo­gisch doordenken.
Aléén de Koran
De briefschrijvers maken een typisch protestantse vergissing door de Koran te laten samenvallen met wat de islam denkt. Het sola Scriptura, alléén de Schrift, wordt hier onbekommerd op de islam geplakt. Nu kent ook de islam de alléén-de-Koran-benadertng, maar die benadering is binnen de islam niet de enige en ook niet de meest oorspronkelijke. De brief stelt dat christenen van moslims de onfeilbaarheid van de Koran als goddelijke openbaring zouden moeten onderschrijven. Dat heb ik nooit van moslims gehoord, terwijl ik toch intensief met de moslimgeleerde Abdelilah Ljamai samen college heb gegeven. Hoogstens glimlachte hij wat als ik een christe­lijke theoloog uit vroeger eeuwen, een zekere Paulus van Antiochië, aanhaalde die stelde dat de islam Gods openbaring kon zijn ... maar dan voor heidenen, niet voor christenen. Als collegemateriaal gebruikten we de bundel The three rings waarin wordt besproken hoe joodse, christelijke en moslimauteurs uit de Middeleeuwen over elkaar dachten. Geen rozengeur en maneschijn, zeker niet. Toch begrepen de Oosterse gesprekpartners elkaar heel goed, omdat ze het Arabisch deelden. Ze konden fel debatteren, maar ook elkaars heilige Schrift citeren en becommentariëren. Daardoor toonden ze soms meer onderling begrip en verwantschap dan in het Europa van eeuwen daarna tot in onze tijd. Ik stel vast dat deze Paulus van Antiochië (pakweg twaalfde eeuw) ruimdenkender is dan de dominees van deze brief. Zij vragen zich af of de moslim wel in de ene ware God gelooft. Dat de Koran alle bijbelse figuren kent, Maria in hoger ere houdt dan menig protestant en dat de literatuur na de Koran duizenden bladzijden met midrasj (rabbijnse commentaren en verhalen) bevat, speelt kenneli jk geen rol. Paulus van Antiochië laat zien dat de Koran wel degelijk een goddelijk Woord en goddelijke Geest kent. Hij laat de Koran de christelijke waarheid verkondigen en al zullen moslims dit zeker niet met hem eens zijn, het getuigt van groot inzicht. De Arabische theoloog gaat verder: hij betoogt dat de Koran zelf leert dat christenen zich niet hoeven te bekeren tot de islam. De christen is al een muslimoen. een overgegevene aan God. De fameuze zin uit de Koran: . "Joden, christenen, Sabiërs, zij die in God geloven en in de Jongste Dag en goede daden doen, zij hebben niets te vrezen" (soera 2,62) wordt dan ook door Paulus zo uitgelegd dat de Koran niet voor christenen is bestemd. Vandaar ook dat de Koran in het Arabisch is gesteld, om zo heidense Arabieren te bereiken! Virtuoze polemiek, soms ook wel vanuit een strategische overweging om de dwang tot bekering te verminderen, maar in elk geval met grote kennis van elkaars traditie en, hoe men het ook wendt of keert, met een zekere wederzijdse erkenning als gelovigen in de ene ware God. Trouwens, hoe maak je in het Arabisch onderscheid tussen Allah en God? Moeten we spreken over elkaars godsbeelden zoals de brie doet? Of moeten we spreken over de ene ware God die altijd groter is dan wij ons kunnen voorstellen? Een van mijn studenten heeft een aantal christelijke en islamitische tradities over Noach verzameld. Wat blijkt? De Korar en profetenverhalen leren dat Noach vóór de zondvloed op de ark hamerde om zo de mensen te waarschuwen dat zij moesten stoppen met hun slechte levenswandel. Noach is een profeet. Deze gedachte is weliswaar overge­nomen van Syrische christenen - in menig klooster wordt nog steeds op een plank in plaats van op een klok gehamerd om de gelovigen tot God te roepen - maar de Bijbel vermeldt hier niet expliciet wat de Koran wel vermeldt God wil niet zomaar de aarde verwoesten, maar appelleert telkens aan de verantwoordelijkheid van de mens om hem zo de kans tot berouwen vergeving te bieden. Waar blijft nu dat zo andere godsbeeld van de Koran waarover de briefschrijvers reppen? Hoezo staat Allah, als de god van macht en eer, tegenover de bijbelse God van kwetsbaarheid en vrede?
Ongekende rijkdom
In de eerste eeuwen na de Koran haalt iemand als de moslimgeleerde al-Tabari (838-923) met graagte een enorme hoeveelheid joodse en christelijke verhalen aan om de Koran te verhelderen. Hij deinst daarbij niet terug voor meningsverschillen. Inzake Abraham die van God zijn zoon moest offeren haalt al- Tabari bijvoorbeeld bladzijden lang joodse tradities aan die naar Izaak wijzen. Vervolgens tientallen meningen die Ismaël als de zoon beschouwen. Het oude cliché dat de islam meent dat Abraham zijn zoon Ismaël moest offeren, terwijl de Bijbel Izaak noemt, wordt hier behoorlijk onderuit gehaald. Zo eenvoudig is de scheidslijn tussen Bijbel en Koran niet te trekken. Deze moslimcommentaren bieden dus een ongekende rijkdom, waarvan overigens ook menig moslim niet op de hoogte is.
Pas eeuwen later ontstond er een beweging van sola Saiptura, alleen de Koran. Al het buiten-Koranische werd voor zover het als bedreigend werd ervaren geweerd. DeZE latere Koran-uitleg was veel exclusiever wat betreft het heil. De bovengeciteerde soera over joden en christenen kan immers ook anders worden gelezen: alleen die joden, christenen en Sabiërs die geloven in God en in de laatste dag op de wijze zoals Mohammed dat verkondigde, die hebben niets te vrezen. Dus nu moeten christenen wel degelijk formeel moslim worden. Zich als christen overgeven aan God is niet langer voldoende om een muslimoen te zijn. Ibn Taymiyya (1263-1328), een formidabel Korangeleerde, introduceerde deze nieuwe visie op de Koran en schoof al-Tabari terzijde. Een ander voorbeeld: dezelfde lbn Taymiyya meent dat de "wijze met de twee horens" waarover de Koran spreekt niet Alexander de Grote kan zijn, want die was een heiden. Zijn exclusieve wereldbeeld dwingt hem om aan te nemen dat het wel Mozes moet zijn.
Het heilsexclusivisme van Ibn Taymiyya is zeer verwant aan het reformatorische sola Scriptura. Zo heb ik wel eens een dominee meegemaakt die nog wel wilde toegeven dat Jezus een schriftgeleerde prees om zijn verstandig antwoord op de vraag naar het grote gebod. Maar als Jezus dan tegen die schriftgeleerde zegt: "Jij bent niet ver van het koninkri jk Gods" , bedoelde Jezus, volgens deze dominee, eigenlijk: "Jij bent nog niet gered, want jou ontbreekt de verzoening."
Er zijn nog meer parallellen tussen lbn Taymiyya en het protestantisme: hij verwierp filosofie als middel om Gods woord uit te leggen, zoals ook Luther de wijsheid van de wereld (de scholastiek) scherp afwees. Nu wil ik niet lbn Taymiyya de vader van het fundamentalism noemen, zoals wel gebeurt; dat gaat mij te snel, net zoals ik geen directe lijn wil trekken van het sola Saiptura van het protestantisme naar het christen-fundamentalisme. Ik zie echter overeenkomsten die te denken geven. Het terzijde schuiven van de traditie ten gunste van de ene ware goddelijke betekenis die dan identiek is met 'zoals ik het zie', is een gevaar dat zowel de islam als het christendom bedreigt. In dat opzicht is het latere moslimfundamenta­lisme dus diametraal verschillend van de vroegere, traditionele Koranbenadering. Al die verschillende perspectieven, commentaren en opinies verwarrende fundamentalist alleen maar. Het gaat hem immers om de ene waarheid die eenvoudig toegankelijk is en geen twijfel toelaat.
Wapen
Heilsexclusivisme is een geesteshouding die dwars door de religies gaat. Het appèl van de brief op de eigen christelijke overtuiging komt niet geloofwaardig over, omdat het ten koste gaat van andere overtuigingen en als wapen dient om de islam te degraderen. Dat een christen in de dialoog zijn christen-zijn volop mee­brengt, is waar (en mag vooral tegen de postmoderne relishoppers, die de dialoog voor zichzelf opeisen, wel eens worden gezegd). Dat dialoog intussen iets anders is dan bekeringsactiviteiten moet ook binnen protes­tantse kring telkens weer aan de orde worden gesteld: mijn plaatselijke protestantse kerk hield laatst een gebedsactie voor bekering van de moslims. Ik zou liever bidden voor al die jongeren die de kerk verlaten. De paradox is dat de brief feitelijk een verlegenheid met de eigen christelijke identiteit verraadt, alsof het christendom er minder van wordt als er ook elders mensen zich tot God wenden. Maar angst is een slechte raadgever.

Marcel Poorthuis is docent interreligieuze dialoog aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg.
De brief van de PKN-leden is te vinden op www.woordenmetzielenzin.nl/openbrief.html

Uit: www.woordenmetzielenzin.nl/openbrief.html
DE PKN EN HET GESPREK MET DE ISLAM
De synode van onze kerk ontving, evenals kerkleiders overal ter wereld, een open brief van een groot aantal vooraanstaande moslims uit verschillende landen. Deze Open Brief – A common word – is door de Wereldraad van Kerken toegestuurd aan de lidkerken. Het ligt in de rede dat onze kerk een inhoudelijke reactie zal doen toekomen aan de Wereldraad. De synode had echter al in een eerder stadium aan het Moderamen opdracht gegeven een nota voor te bereiden met het oog op de relatie tot de Islam in de eigen Nederlandse context. Het Gemeenschappelijk Woord van de zijde van leidinggevende moslims zal in dit bezinningsproces ongetwijfeld eveneens een rol spelen.
Kennis genomen hebbend van de inhoud van Een Gemeenschappelijk Woord, voelen wij ons geroepen om enkele gezichtspunten onder de aandacht van de kerk te brengen. Wij verzoeken het moderamen onze notitie te beschouwen als een bijdrage aan het gesprek in onze kerk. Wij hopen dat onze kerk in de dialoog met de Islam en in het oecumenisch gesprek helder en ter zake zal spreken.
De brief van deze 138 moslims wil bijdragen aan een betere verstandhouding tussen moslims en christenen, en stelt dat de basis hiervoor reeds gegeven is in datgene wat beide religies gemeenschappelijk hebben, onze common ground.
Wij erkennen de dringende noodzaak om te komen tot een onderlinge verstandhouding die vrij is van haat en geweld. Wij onderschrijven van harte de wens om elkaar over de religieuze grenzen heen te bejegenen met respect en welwillendheid. Wij vinden het van het grootste belang, dat moslims en christenen overal ter wereld oprecht met elkaar in gesprek treden.
Op drie punten hebben wij echter ingrijpende vragen bij Een Gemeenschappelijk Woord. In het belang van een vruchtbare en eerlijke dialoog spreken wij de dringende wens uit, dat onze kerk deze vragen in haar reactie verdisconteert. We zouden de eerste vraag een praktische vraag kunnen noemen, de tweede een procedurele en de derde een principieel-inhoudelijke, maar ze zijn naar onze overtuiging niet los van elkaar te zien.

1. De praktische vraag is, welke concrete stappen er in de islamitische wereld worden genomen om het recht op daadwerkelijke godsdienstvrijheid te garanderen voor christenen en andere niet-moslims die in islamitische landen leven. Met name is ook de vraag welke bescherming er in islamitische samenlevingen wordt geboden aan mensen die vanuit de islam overgaan tot een andere godsdienst.
Moslims in landen met een christelijke traditie kunnen hun geloof in het openbaar belijden, en mensen die moslim worden terwijl ze eerder christen waren, worden niet vervolgd. Voor een gelijkwaardig gesprek tussen beide wereldreligies is het noodzakelijk, dat beide daadwerkelijk de ruimte scheppen en verdedigen waarin mensen hun vrije geloofsbeslissing kunnen nemen.
Zolang in de landen van tal van ondertekenaars van Een Gemeenschappelijk Woord mensen worden vervolgd omdat ze publiekelijk getuigen van hun christelijk geloof of omdat ze vanuit de islam tot de christelijke kerk toetreden, is een oproep aan ons adres tot wederzijdse welwillendheid niet volledig geloofwaardig.

2. De procedurele vraag is, waar in het gesprek tussen christenen en moslims het jodendom in beeld komt. Alleen al om godsdiensthistorische redenen zou het merkwaardig zijn als christenen en moslims zouden zoeken naar een common ground zonder terug te grijpen op de Israëlitische traditie. Daar immers liggen de vroegste bronnen van onze beide geloofstradities, en datgene wat wij volgens ‘Gemeenschappelijk Woord’ als gezamenlijk vertrekpunt hebben, kan niet anders zijn dan de erfenis van het bijbelse Israël.
De relatie met Israël en het jodendom is een pijnlijke, complicerende factor, vanwege de huidige politieke situatie in het Midden-Oosten (en vanwege de rol die de christelijke wereld heeft gespeeld in het ontstaan van die situatie). Maar juist omdat deze situatie onze volle aandacht en toewijding verdient, mogen christenen en moslims niet in onderling gesprek van hun Israëlitische en joodse wortels weglopen.

3. De principieel-inhoudelijke vraag is, of datgene wat Een Gemeenschappelijk Woord als onze voorgegeven common ground specificeert, werkelijk een gemeenschappelijke basis voor moslims en christenen (en joden) is. Kort gezegd noemt de open brief als gemeenschappelijk vertrekpunt de belijdenis van God/Allah als de Éne (die geen medegenoot heeft), en de plicht om God en de naaste lief te hebben.
Het is ons nu niet begonnen om theologische haarkloverijen, of om een steekspel waarbij bijbelteksten en koranteksten tegenover elkaar in stelling worden gebracht. Het gaat ons om de vraag, of we onder God/Allah als de Éne wel hetzelfde verstaan.
Juist als God de Éne is, bepaalt ons godsbegrip alles: ons geloven en onze daden, ons zelfbeeld en ons beeld van de medemens, onze ethiek en onze politiek. Het spreekt voor ons niet vanzelf dat de God die ons in Tenach wordt geopenbaard en die ons in Jezus Christus nabijgekomen is, dezelfde is die spreekt in de soera’s van de Koran. Juist daarover zou een intens gesprek tussen joden, moslims en christenen gevoerd moeten worden, zonder al te snel te veronderstellen dat hier sprake is van een gedeelde basis. Het spreken over een common ground werkt hier eerder vertroebelend dan verhelderend.
We benadrukken dat we met deze vaststelling geen verwijdering tussen christenen, joden en moslims bepleiten, integendeel: onze roeping is, elkaar in vrede en vriendschap te beluisteren en te bevragen, elk getuigend van datgene wat ons in onze traditie is geschonken.
Bij de derde vraag noteren we nog enkele aandachtspunten die zijn ingegeven door de tekst van Een Gemeenschappelijk Woord.

a. De status van de Bijbel en de Koran
Willen we als joden, christenen en moslims samen zoeken naar een common ground, dan is wel vereist dat we op een gelijkwaardige wijze integer omgaan met elkanders openbaringsbronnen. Zolang moslims staande houden dat joden en christenen zich op gecorrumpeerde bronnen beroepen, terwijl zij van ons eisen dat wij de onaantastbaarheid van de Koran erkennen, kan van een gelijkwaardig gesprek geen sprake zijn.
De christelijke traditie kent, deels in verbondenheid met de joodse traditie, een lange geschiedenis van bijbels-theologische reflectie en van kritische exegese, waarin (behoudens in stromingen die op een moderne manier ’ behoudend’ zijn) gevoeligheid voor de menselijke en kwetsbare aspecten van de bijbelse overlevering gepaard gaat met openheid voor de manier waarop God in die overlevering tot spreken komt. Liever dan van hen te vragen om ook voor de Koran het historisch-theologisch onderzoek en de tekstgeschiedenis te laten meespreken, willen wij aanbevelen om het gesprek tussen moslims, christenen en joden over de verschillende opvattingen van het omgaan met onze wederzijdse openbaringsbronnen nadrukkelijk op de agenda te zetten. Alleen dan nemen we de moslims serieus als gesprekspartners.

b. De God van Israël
Wij geloven niet in een God in het algemeen, maar in de Ene zoals Hij openbaar geworden is in de weg die Hij met het volk Israël is gegaan, en zoals Hij ons nabij gekomen is in de jood Jezus Christus. Die bijzondere weg en die bijzondere gestalte kwalificeren alles wat wij over God belijden. De ervaring met de Ene die niet de machtigen maar de zwakken kiest, die zijn volgelingen niet in hun heldendom bevestigt maar tot grensverleggende gerechtigheid roept, en die telkens de kaders van elke vanzelfsprekende godsdienstigheid doorbreekt, weerspreekt alle natuurlijke religiositeit. Deze ervaring heeft de bijbelse auteurs gebracht tot een anti-heroïsch besef van kwetsbaar en dankbaar menszijn, met humor en milde zelfspot.
We geven onmiddellijk toe dat deze eigenschappen in de geschiedenis van het christendom (en het jodendom) telkens weer ten onder gaan als ons geloof ondergeschikt wordt gemaakt aan collectieve macht en individuele zelfhandhaving. Maar van groot belang is het om te zien dat deze eigenschappen niet zomaar deugden zijn, maar ten nauwste samenhangen met het begrip van hoe de Ene ‘God’ is.

c. De weg van Jezus Christus
In het verlengde van dit Godsbegrip ligt de christelijke belijdenis, dat God zich heeft geopenbaard in de weg die Jezus gegaan is door leven, lijden en dood heen. Juist in de keuze van Jezus om zich met Gods liefde en waarheid kwetsbaar uit te leveren aan de mensen en krachten om hem heen, herkennen wij de radicale keuze van de Ene om de God van feilbare en kwetsbare mensen te zijn.
Juist in het kruislijden van Jezus, teken van zegenende weerloosheid, is Jezus voor ons de openbaring van Gods diepste wezen. Dat het voor islamitisch besef onbestaanbaar is dat de Almachtige zich weerloos maakt en dat de Ene de vloek op zich neemt, geeft aan hoe diametraal verschillend wij de grootheid van God zien. Waar het wordt uitgesloten dat Gods messias lijdt en sterft om het diepste lot van de mensheid te delen, verdampt de common ground van een gemeenschappelijk godsbesef.
Dat maakt het des te nodiger dat we intens met elkaar over God in gesprek zijn, maar laat dan helder zijn dat we niet ‘eigenlijk in hetzelfde geloven’, want dat is niet het geval.

d. De éne God
In de bijbelse traditie is de belijdenis van de éne God geen uitspraak over het al of niet bestaan van andere goden, en ook geen uitspraak over het alleen-zijn van God. Het is een uitspraak over de onverdeelde toewijding van God aan de mensen met wie Hij een weg gaat, en over de onverdeelde toewijding van die mensen aan de Ene. Wij zijn niet overgeleverd aan de grillen van een kosmische godenstrijd waarin we diverse krachten te vriend moeten houden; en we hoeven niet te vrezen dat we uit de aandacht van de Ene vallen. De eenheid van God functioneert in het bijbelse denken altijd in relatie tot zijn verbond met mensen: voor degenen met wie Hij zich verbindt, is Hij er helemaal, in onverdeelde aandacht en trouw, en zonder dubbele agenda.
Wij hebben de indruk, dat de islamitische belijdenis van Gods eenheid in tal van Koran-teksten een polemische strekking heeft die gericht is tegen de christelijke leer van Gods drie-eenheid. Ook in A Common Ground wordt de belijdenis aangehaald dat Allah geen ‘medegenoot’ heeft. In combinatie met de overtuiging dat Allah geen lijden kent en oneindig verheven is boven ons lot, schept deze opvatting van Gods een-zijn een volstrekt ander godsbesef en godsgeloof.
Liever dan het een-zijn van God op voorhand als gemeenschappelijk vertrekpunt te aanvaarden, willen wij aanbevelen om het gesprek tussen moslims, christenen en joden over de verschillende opvattingen van Gods eenheid nadrukkelijk op de agenda te zetten. Waar de islamitische uitspraken over Gods eenheid een tegen het christendom gerichte polemische pointe hebben, is het voor een eerlijk gesprek van belang dat dit van meet af aan helder is.

e. De kwetsbare mens
Het joodse en christelijke Godsbesef geeft mensen de moed om kwetsbaar te zijn, om de fragiliteit van hun lichaam en leven te aanvaarden, en om zonder zelfhaat hun feilbaarheid te erkennen. Het bijbelse getuigenis over de Ene en het evangelie van Jezus Christus geven tegenwicht aan heroïek en mannelijke eer (machismo). Volharding in weerloze liefde wordt in de Bijbel hoger aangeslagen dan kracht en macht. Het is de weg die Jezus ging en waarvan de validiteit door de dood heen is bevestigd in de opstanding.
In de christelijke wereld delven deze waarden telkens weer het onderspit tegen de ‘wereldse’ waarden van eer, macht en rijkdom; maar vanuit de Bijbel en de traditie klinkt dan telkens weer het getuigenis dat ons tot omkeer roept. Wij benadrukken hier nog eens dat deze waarden rechtstreeks voortvloeien uit het bijbelse Godsbegrip, en dus alles te maken hebben met de manier waarop wij in de éne God geloven.
In het gesprek met moslims zouden wij met klem de vraag willen stellen, hoe de roeping om in alle kwetsbaarheid drager van Gods liefde te zijn, in het islamitische geloof is verankerd. Onze indruk is dat de islam, ook vanuit haar bronnen, in sterke mate de waarden van kracht, macht en mannelijke eer koestert. Vanuit het Godsbegrip lijkt in de islam onkwetsbaarheid een hogere waarde dan kwetsbaarheid, en (mannelijke) kracht een hogere waarde dan weerloze liefde. Dat heeft ook voor de ethiek en de politiek grote gevolgen.

f. Vrede
Wij zoeken allen naar vrede. Dat is één van de belangrijke motieven om het gesprek tussen de religies te voeren. Te vaak is religieuze identiteit een bron van geweld en haat, terwijl joden, christenen en moslims er van overtuigd zijn dat hun geloof een vredeskracht zou moeten en kunnen zijn.
Maar ook vrede is een begrip dat nauw samenhangt met onze visie op God, mens en wereld, en dus met ons Godsbegrip. Wij bevelen aan om in het interreligieuze gesprek het verlangen naar vrede niet zonder meer als gezamenlijk vertrekpunt voor lief te nemen, maar om van meet af aan te verhelderen wat we onder vrede verstaan. Met name zal de vraag moeten zijn, hoe vrede zich verhoudt tot vrijheid, en hoe de menselijke vrijheid zich verhoudt tot de heerschappij van de Ene. Wil een gezamenlijk streven naar vrede van moslims, joden en christenen maatschappelijk en politiek relevant zijn, dan moet helder zijn, welke religieuze en maatschappelijke agenda’s wij met het begrip vrede verbinden. De ervaringen van christelijke kerken in islamitische samenlevingen, en het vrijwel ontbreken van gelovig-islamitische tegenstemmen die het opnemen voor geloofsvrijheid voor andersgelovigen, geven ons niet het goede gevoel dat we als moslims en christenen leven vanuit één visioen van vrede.

--
Alles wat wij hier te berde brengen, zou kunnen worden beluisterd als een reeks argumenten tégen de interreligieuze dialoog. Het zou kunnen worden gelezen als een uiting van christelijke argwaan tegen de islam. Maar zo is het niet bedoeld. Wij zijn diep overtuigd van de bevrijdende kracht van het christelijk geloof hoe vaak die kracht ook door menselijk kwaad in zijn tegendeel is verkeerd. Wij nemen aan dat moslims diep overtuigd zijn van de kracht en waarde van het islamitische geloof. Het is van groot belang dat we elkaar vanuit die overtuigingen nauwkeurig en met warme belangstelling beluisteren, en dat we oefenen in goed nabuurschap en onderlinge dienstvaardigheid.
Wij menen dat het voor een oprecht gesprek van belang is, de verschillen helder te maken, ook als ze schuilgaan achter schijnbare overeenkomsten. Het verhullen van verschillen leidt tot verborgen agenda’s en ijdel vlagvertoon, en ondermijnt het wederzijds respect. Op den duur leidt het er ook toe dat we de voeling verliezen met het bijzondere dat ons in onze eigen traditie is geschonken.
Het is niet aan ons, een eindoordeel te vellen over de waarheid en waarde van de islam. Het is aan ons, om te getuigen van de liefde van God die wij in Jezus Christus hebben leren kennen. Daarbij is er alle ruimte om aandachtig te beluisteren wat onze islamitische medemensen draagt en beweegt, en om te zoeken naar een waardige en heilzame manier om samen de wereld te bewonen.

Utrecht, 25 juli 2009

Initiatiefnemers:
Dr. Hebe Kohlbrugge, Utrecht
Dr. Piet van Veldhuizen, Hendrik-Ido-Ambacht
Dr. Hans Kronenburg, Zeist
Henk Stolk, Utrecht


BEGRIP jaargang 33 nummers 4 en 5 Nederlandse vertaling A Common Word (Contactgroep Islam van de Raad van Kerken in Nederland)

OPEN BRIEF 138 MOSLIM GELEERDEN
Aan het einde van de Ramadan 13 oktober (2007) hebben 138 moslim geleerden een open brief geschreven met een oproep aan paus Benedictus XVI en een aantal patriarchen, bisschoppen en protestantse raden van kerken. De brief was tevens gericht aan andere christenen, aan joden en aan alle mensen.
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
Een gemeenschappelijk woord
In de naam van God, de Erbarmer, de Barmhartige. En vrede en zegeningen over de profeet Mohammed.
K. 16: 125: "Roep op tot de weg van jouw Heer met wijsheid en goede aansporing en twist met hen op de beste manier. Jouw Heer kent wie van Zijn weg afdwaalt het best en Hij kent hen die het goede pad volgen het best
I Liefde tot God
Liefde tot God in de islam
De geloofsgetuigenissen

De centrale geloofsbelijdenis van de islam bestaat uit twee geloofsgetuigenissen of shahada's (1). Deze luiden: "Er is geen god behalve God, Mohammed is de boodschapper van God". De islam kan niet zonder deze twee getuigenissen. Wie ze uitspreekt en aanvaardt, is moslim; wie ze ontkent is geen moslim. Bovendien zei de profeet Mohammed: Het beste dat je in je geheugen kunt prenten is: Er is geen andere god dan God.(2)
Het beste dat alle profeten hebben gezegd
Toen hij hierover uitwijdde zei de profeet Mohammed: "Het beste wat ik zelf heb gezegd en de profeten vóór mij, is: Er is geen andere god dan God. Hij alleen heeft geen partners, Hem komt de heerschappij toe en de lof. Hij heeft macht over alle dingen. (3). Deze zinnen die op de eerste geloofsbelijdenis volgen, komen alle uit de Edele Koran. Ze beschrijven alle een wijze om God lief te hebben en Hem te dienen. De woorden Hij alleen herinneren moslims eraan dat hun harten (4) aan God moeten zijn toegewijd. Alleen, want God zegt in de Edele Koran: 33: 4: "God heeft voor een man niet twee harten in zijn binnenste gemaakt". God is Absoluut en daarom moet de toewijding aan Hem oprecht en volledig zijn.
De woorden Hij heeft geen partners herinneren moslims eraan dat zij God alleen moeten liefhebben, zonder gelijken in hun ziel want God zegt in de Edele Koran: 2: 165: "Er zijn mensen die aannemen dat er naast God nog gelijken zijn die zij even liefhebben als God maar zij die geloven hebben God meer lief'. K. 39: 23: " ... bij hen die hun Heer vrezen lopen de rillingen over hun huid".
De woorden Aan hem komt de heerschappij toe herinneren moslims eraan dat hun verstand of geest geheel aan God toegewijd moet zijn want de heerschappij is precies alles in de schepping en alles wat de geest kan kennen. Alles is in Gods hand want Hij zegt in de Edele Koran: 67: 1 :"Gezegend zij Hij in wiens hand de heerschappij is en Hij is almachtig."
De woorden Aan hem komt de lof toe herinneren moslims eraan dat zij God dankbaar moeten zijn en hun vertrouwen moeten stellen in Hem bij al hun gevoelens en emoties. God zegt in de Edele Koran 29: 61-63 :"Maar als jij hun vraagt wie de hemelen en de aarde geschapen en de zon en de maan dienstbaar gemaakt heeft, dan zeggen zij: "God'. Hoe kunnen zij dan zo zijn afgekeerd? God voorziet ruimschoots in het levensonderhoud van wie Hij wil en ook met beperking voor wie Hij wil. God is alwetend." En als je hun vraagt wie uit de hemel water laat neerdalen om daarmee de aarde te doen herleven nadat zij dood was dan zeggen zij: 'God'. Zeg: "Lof en dank zij God". Maar de meesten van hen begrijpen het niet". (5)
Voor al deze gaven en nog andere moeten mensen altijd dankbaar zijn in oprechte toewijding: K 14: 32-34: " God is het die de hemelen en de aarde geschapen heeft en die uit de hemel water heeft laten neerdalen en die daarmee vruchten heeft voortgebracht voor jullie levensonderhoud. En Hij maakte voor jullie schepen dienstbaar om op Zijn bevel op zee te varen en Hij maakte voor jullie de rivieren dienstbaar. En Hij maakte voor jullie de zon en de maan dienstbaar in hun vaste loop en Hij maakte voor jullie de dag en de nacht dienstbaar. Hij heeft jullie van alles wat jullie Hem gevraagd hebben gegeven en als jullie Gods genade willen tellen, dan kunnen jullie het niet opsommen. De mens is werkelijk onrechtvaardig en ondankbaar". (6)
Inderdaad, de Fätiha K: 1 ; 1-7, het meest verheven hoofdstuk in de Edele Koran (7), begint met de lofprijzing van God:
1 In de naam van God, de Erbarmer, de Barmhartige.
2 Lof zij God, de Heer van de wereldbewoners,
3 de Erbarmer, de Barmhartige, 4 de heerser op de oordeelsdag.
5 U dienen wij en U vragen wij om hulp.
6 Leid ons op de juiste weg,
7 de weg van hen aan wie U genade geschonken hebt, op wie geen toom rust en die niet dwalen.
De Fatiha, dagelijks minstens zeventien maal gereciteerd in de verplichte gebeden, brengt ons in herinnering dat we God moeten prijzen en danken voor Zijn ontelbare weldaden en zijn ruime barmhartigheid, die niet beperkt blijft tot dit leven maar ons uiteindelijk bij eenbrengt op de dag van de rekening (8), als het erop aankomt en wanneer we hopen dat onze zonden worden vergeven.
De Fatiha eindigt dan ook met een gebed om genade en leiding zodat we met wat begint als lof zegging en dank kunnen eindigen met heil en liefde want God zegt in de Edele Koran 19: 96: "Zij die geloven en de goede daden verrichten, aan hen zal de Erbarmer liefde doen toekomen".
De woorden Hij is almachtig herinneren moslims eraan dat zij Gods almacht indachtig moeten zijn en God dus moeten vrezen (ittaqá) (9). God zegt in de Edele Koran 2: 194-195 :" ... en vreest God en weet dat God met de godvrezenden is. Geeft bijdragen op Gods weg en stort jullie niet eigenhandig in de ondergang, en doet goed. God bemint hen die goed doen". K.2: 196 " ... vreest God en weet dat God streng is in de afstraffing"
Door de vrees voor God moeten de handelingen, de bekommernis en de kracht van moslims geheel gewijd zijn aan God. Hij zegt in de Edele Koran 9: 36: " En weet dat God met de godvrezenden is". K. 9: 38-39: Juillie die geloven. Wat is er met jullie, wanneer tot jullie gezegd wordt: Rukt uit op Gods weg' dat jullie dan bezwaard ter aarde zijgen. Bevalt het tegenwoordige leven jullie dan meer dan het hiernamaals? Maar het genot van het tegenwoordige leven is in verhouding tot het hiernamaals maar gering. Als jullie niet uitrukken, zal hij jullie bestraffen met een pijnlijke bestraffing en andere mensen in jullie plaats zetten; en jullie brengen Hem geen enkele schade toe. God is almachtig" .
De woorden Hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig herinneren moslims eraan dat zoals alles in de schepping God looft, zo ook alles in hun ziel aan God toegewijd moet zijn: K 4: 1: "Wat er op de hemelen en op aarde is, prijst God. Hij heeft de heerschappij en Hem zij lof; Hij is almachtig". Want inderdaad, alles wat in de ziel van mensen omgaat is bekend bij God en daarvan moet rekenschap worden afgelegd. K 64: 4: "Hij weet wat er in de hemelen en op aarde is en Hij weet wat jullie verhullen en wat jullie onthullen; God weet wat er binnen in de harten is".
Zoals we kunnen zien in bovengenoemde citaten, wordt aan zielen in de Edele Koran drie eigenschappen toebedeeld: de geest of het verstand, gemaakt om de waarheid te omvatten; de wil, gemaakt om vrij te kunnen kiezen en gevoelens, gemaakt om te houden van het goede en schone (10). Anders gezegd, de ziel van de mens begrijpt de waarheid door het verstand, grijpt het goede door de wil en voelt de liefde voor God door deugdzame emoties. Verderop in hetzelfde hoofdstuk beveelt God mensen K. 64: 16:"Hem zoveel mogelijk te vrezen, naar Hem te luisteren [en zo de waarheid te begrijpen]; Hem te gehoorzamen [en zo het goede te willen] en geeft bijdragen; dat is beter voor jullie zelf. En wie voor de eigen hebzucht behoed worden dat zijn zij die succesvol zijn".
Kort samengevat: als we de hele zin Hij alleen heeft geen partners, Hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig combineren met de geloofsgetuigenis Er is geen andere god dan God, dan herinnert dat de moslims eraan dat hun hart, hun ziel en al hun geestelijke vermogens (of eenvoudigweg hun hart en ziel) volledig toegewijd moeten zijn aan God en aan hem gehecht. Zo zegt God in de Edele Koran aan Mohammed: K. 6: 162-164:" Zeg: Mijn gebed (salaat) en mijn opoffering, mijn leven en mijn sterven behoren God toe, de Heer van de wereldbewoners. Hij heeft geen metgezel. Dat is aan mij bevolen en ik ben de eerste van hen die zich (aan God) overgeven. Zeg : Zal ik een ander dan God als Heer begeren, terwijl Hij toch de Heer van alles is? Iedere ziel begaat (het slechte) slechts ten koste van zichzelf. Niemand is belast met de last van een ander ... ".
Deze verzen vatten de totale en diepe devotie samen van de profeet Mohammed voor God.
De Edele Koran gebiedt dan ook moslims die God waarlijk liefhebben zijn voorbeeld (11) te volgen zodat God hen op hun beurt liefheeft.(12). K 3: 31: "Zeg (Mohammed, tegen de mensen): Als jullie God liefhebben, volgt mij dan en God zal jullie liefhebben en jullie je zonden vergeven. God is vergevend en barmhartig" .
De liefde tot God maakt dus deel uit van de complete en totale toewijding aan God. Het is geen louter voorbijgaande gedeeltelijke emotie. Zoals we boven zagen, gebiedt God in de Edele Koran:"Mijn gebed en mijn opoffering, mijn leven en mijn sterven behoren God toe, de Heer van de wereldbewoners. Hij heeft geen metgezel". De oproep om met hart en ziel geheel aan God te zijn toegewijd en met Hem volledig te zijn verbonden, heeft niets te maken met een oproep tot louter emotie of gemoedstoestand, het is in werkelijkheid een opdracht die een alles omvattende constante en actieve liefde tot God vereist. Het vereist een liefde waaraan het diepst inwendige geestelijke hart en de gehele ziel -met verstand, wil en gevoel- deelnemen door toewijding.
Niemand komt met iets beters
We hebben gezien hoe de gezegende zinnen Er is geen andere god dan God, Alleen Hij heeft geen metgezel. Aan hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig expliciet maken wat besloten ligt in de beste herinnering (Er is geen andere god dan God) en wat dit vereist en tot gevolg heeft in zake de toewijding aan Hem. Rest ons nog te zeggen dat deze formule alleen al een heilige aanroep is, als het ware een uitbreiding van het eerste deel van de geloofsgetuigenis (Er is geen andere god dan God). De rituele herhaling hiervan kan met Gods genade een bepaalde godsdienstige houding met zich meebrengen die nodig is, namelijk God liefhebben en Hem toegewijd zijn met heel zijn hart, heel zijn ziel, heel zijn geest, met heel zijn wil en kracht en zijn gevoel. Vandaar dat de profeet Mohammed aanraadde zich het volgende vaak voor de geest te halen: "Wie honderd keer op een dag zegt: "Er is geen andere god dan God, Alleen Hij heeft geen metgezel. Aan hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig" is gelijk aan iemand die tien slaven bevrijdt." Honderd goede daden worden voor hem opgeschreven en honderd slechte daden uitgewist. Het beschermt hem op die dag tot aan de avond tegen de duivel. En niemand kan iets beters geven behalve degene die nog meer doet.(13)
Met andere woorden, deze gezegende formule vereist en veronderstelt niet alleen dat moslims totaal aan God moeten zijn toegewijd en Hem moeten liefhebben uit heel hun hart, heel hun ziel met alles wat in hen is, het is tevens door de herhaling (14) het begin van het waarmaken van deze liefde met alles wat ze zin zich hebben aan menselijkheid. God zegt in de Edele Koran K 73: 8 :"Gedenk dus de naam van jouw Heer en wijd jezelf geheel aan hem toe (tabattala)" .
De liefde tot God als het eerste en grootste gebod in de Bijbel.
De shema' Israel in Deuteronomium 6: 4-5, een centrale tekst in het Oude Testament en de joodse liturgie, luidt: "Luister, Israël, de Heer, onze God, is één. Heb daarom de Heer lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten". (15). Op dezelfde manier antwoordt Jezus in het Nieuwe Testament, als men hem naar het grootste gebod vraagt (Mart. 22: 34- 40): "Nadat de Farizeeën hadden vernomen dat hij de Sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. Om hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: 'Meester, wat is het grootste gebod in de wet?' Hij antwoordde: 'Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat. '"
En verder Markus 12: 28-3:"Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: 'Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?' Jezus antwoordde: 'Het voornaamste is: "Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht." En het andere is daaraan gelijk: "Heb uw naaste lief als uzelf." Er zijn geen geboden belangrijker dan deze."
Het gebod God volledig lief te hebben is dus het eerste en voornaamste gebod in de Bijbel. Men kan het inderdaad op een aantal plaatsen vinden dwars door de hele Bijbel heen. Bijvoorbeeld Deuteronomium 4: 29; 1 0: 12; 11: 13 (deel van de shema'); 13: 3; 26: 16; 30: 2; 30: 6; 30: 10; Joshua 22: 5; Markus 12: 32-33 en Lukas 10: 27-28. Maar op diverse plaatsen in de Bijbel komt het voor met lichte variaties. In Mattheüs 22: 37 (Hij antwoordde: "Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand".) is het Griekse woord voor 'hart' kardia, het woord voor 'ziel' psyche en het woord voor verstand dianoia. In de versie van Markus 12: 30 ("Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.") wordt het woord kracht toegevoegd, de vertaling van het Griekse ischus. De woorden van de wetgeleerde in Lukas 10: 27 (die door Jezus Christus worden bevestigd in Lukas 10: 28) bevatten dezelfde vier termen als in Markus 12: 30. De woorden van de Schriftgeleerde in Markus 12: 32 (die door Jezus Christus worden goedgekeurd in Markus 12: 34) bevatten de drie termen kardia (hart), dianoia (geest), en ischus (kracht). In de shema' van Deuteronomium 6 : 4-5 staat: " Luister, Israël, de Heer, onze God, is één. Heb daarom de Heer lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten". In het Hebreeuws is het woord voor hart lev, voor ziel nefesh, en voor krach me'od.
In Joshua 22: 5 wordt zo de Israelieten door Joshua geboden God lief te hebben en aan Hem toegewijd te zijn: "Alleen, volbrengt zeer nauwgezet het gebod en de wet, welke Mozes, de knecht des Heren, u geboden heeft: dat gij de Here, uw God, zoudt liefhebben, in al zijn wegen wandelen, zijn geboden onderhouden, Hem aanhangen (dabaq), en Hem dienen (&abad) met geheel uw hart en met geheel uw ziel". (NBG).
Wat al deze versies gemeenschappelijk hebben, ondanks de verschillen in taal tussen het Hebreeuwse Oude Testament, de oorspronkelijke woorden van Jezus Christus in het Aramees en het Griekse Nieuwe Testament, is het gebod God geheel lief te hebben met hart en ziel en volledig aan Hem te zijn toegewijd. Dit is het eerste en belangrijkste gebod voor alle mensen. We hebben gezien wat het gezegende woord van Mohammed noodzakelijk inhoudt en oproept : "Het beste wat ik heb gezegd, ik en de profeten die voor mij kwamen, is : Er is geen andere god dan God, Hij alleen, Hij heeft geen partner. Aan Hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig." In dit licht kunnen we de woorden 'het beste wat ik heb gezegd en de profeten die voor mij kwamen' verstaan als overeenkomend met de formule "Er is geen andere god dan God, Hij Alleen, Hij heeft geen naamgenoot, aan Hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig" en met het eerste en belangrijkste gebod om god lief te hebben met heel zijn hart en ziel zoals het op verschillende plaatsen in de Bijbel staat. Dat betekent, met andere woorden, dat de Profeet Mohammed, misschien onder inspiratie, naar het eerste gebod van de Bijbel verwees en erop zinspeelde. God mag het weten. Maar hoe dan ook, deze formules hebben ongetwijfeld dezelfde betekenis. Bovendien weten we ook, zoals men in de eindnoten kan zien, dat beide formules nog een andere opmerkelijke parallel kennen: ofschoon ze in een aantal versies voorkomen die nauwelijks van elkaar verschillen, benadrukken ze toch steeds de algehele liefde tot en toewijding aan God.(17)
11 Liefde tot de naaste
Liefde tot de naaste in de islam

Er zijn in de islam ontelbare bevelen over de noodzaak en het belang van de liefde tot en medelijden met de naaste. De liefde tot de naaste is wezenlijk en kan niet los worden gemaakt van het geloof in God en van de liefde tot God want in de islam is er geen waar geloof in God en geen echte godsvrucht (taqwa) mogelijk zonder de liefde tot de naaste. De Profeet Mohammed zei: "Niemand van jullie heeft het geloof als je niet voor je broeder wilt wat je voor jezelf wilt"(l8). En: "Niemand van jullie heeft het geloof als je niet voor je naaste wilt wat je voor jezelf wilt"( 19). Maar empathie en sympathie voor de naaste en zelfs het volbrengen van de verplichte gebeden is niet genoeg. Ze moeten gepaard gaan met vrijgevigheid en zelfopoffering. God zegt in de Edele Koran 2: 177: "Vroomheid is niet dat jullie je gezichten (20) naar het oosten en het westen wendt, maar vroom is wie gelooft in God, in de laatste dag, in de engelen, in het boek, in de profeten, en wie zijn bezit, hoe lief hij dat ook heeft, geeft aan de verwanten, de wezen, de behoeftigen, aan hem die onderweg is, aan de bedelaars, en voor [de vrijkoop van] de slaven, en wie het gebed verricht en de [verplichte] aalmoes geeft. En wie hun verbintenis nakomen, als zij een verbintenis zijn aangegaan, en wie volhardend zijn in tegenspoed en rampspoed, en ten tijde van strijd. Zij zijn het die oprecht zijn en dat zijn de godvrezenden. "
En ook nog: K. 3: 92: "Jullie zullen de vroomheid niet bereiken totdat jullie van wat jullie liefhebben bijdragen geven. En wat jullie ook aan bijdragen geven, God weet ervan ". Als we de naaste niet geven waar we zelf van houden, houden we niet van God en niet van de naaste.
De liefde tot de naaste in de Bijbel
We hebben al de woorden de Messias, Jezus Christus, geciteerd over het onmiskenbare belang van de liefde tot de naaste, direct na de liefde tot God.
Matteus 22: 38-40: "Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.'
En Markus 12: 31 :"Het op een na belangrijkste is dit: "Heb uw naaste lief als uzelf." Er zijn geen geboden belangrijker dan deze."
We hoeven slechts toe te voegen dat dit gebod ook in het Oude Testament te vinden is. Leviticus 19: 17-18 :"Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren. Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de Heer."
Zo vraagt het tweede gebod evenals het eerste vrijgevigheid en zelfopoffering en deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.
III Kom tot een gezamenlijk woord 1 (1 Leemhuis vertaalt: Kom tot een gezamenlijke juiste uitspraak; Picthall schrijft Come to an agreement between us and you. Shakir: Come to an equitable proposition between you and us; Yusuf Ali : Come to common terms as between us and you. (noot P.R.))
Islam en christendom zijn duidelijk verschillende godsdiensten en we willen de formele verschillen zeker niet minimaliseren. Toch is het duidelijk dat de twee belangrijkste geboden een gemeenschappelijk terrein en een gemeenschappelijke band vormen tussen de Koran, de Tora en het Nieuwe Testament. Wat aan de twee geboden in de Tora en het Nieuwe Testament voorafgaat en waaruit deze twee geboden voortkomen is de eenheid van God, dat er slechts één God is. Want de Shema' in de Tora begint: Deut. 6: 4:"Luister, Israël: de Heer, onze God, de Heer is de enige!". Jezus zei eveneens (Markus 12: 29): "Het voornaamste is: "Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer". Zo zegt God op dezelfde wijze in de Koran (112: 1-2: "Zeg, Hij is God als enige. God de bestendige". Zo vormen dus de eenheid van God, de liefde tot God en tot de naaste een gemeenschappelijke grond waarop islam, christendom (en jodendom) zijn gegrond.
Dit kon ook niet anders aangezien Jezus gezegd heeft: (Mattheus 22: 40):"Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat."
Bovendien bevestigt God in de Edele Koran dat de Profeet niets wezenlijk nieuws bracht. K. 41: 43: "Aan jou wordt slechts gezegd wat al aan de gezanten voor jouw tijd gezegd was". En K. 46: 9 : " Zeg [Mohammed], ik vertegenwoordig niet iets ongehoords onder de gezanten. Ik weet ook niet wat er met mij of met jullie zal gebeuren. Ik volg slechts wat aan mij geopenbaard wordt en ik ben alleen maar een duidelijke waarschuwer". Zo bevestigt God ook in de Edele Koran dat dezelfde eeuwige waarheden van eenheid van God, de noodzaak van algehele liefde en toewij ding tot God (en dus het vermijden van valse goden), en de noodzaak van liefde voor de medemens (en dus rechtvaardigheid) de basis zijn van elke ware godsdienst: K. 16: 36 : "En Wij hebben toch in elke gemeenschap een gezant laten opstaan:"Dient god en vermijdt de Taghoet". Een gedeelte van hen heeft God op het goede pad geleid en voor een gedeelte is de dwaling waar geworden. Reist dus op aarde rond en kijkt hoe het einde was van de loochenaars". K. 57: 25: "Wij hebben Onze gezanten met de duidelijke bewijzen gezonden en wij hebben het Boek en de weegschaal met hen neergezonden, opdat de mensen de rechtvaardigheid in stand houden ... "
Komt tot een gezamenlijke woord
In de Edele Koran (K 3: 64) zegt de Allerhoogste dat moslims de volgende oproep moeten doen aan christenen (en joden, de Mensen van het Boek): "Zeg: "Mensen van het Boek. Komt tot een uitspraak die voor jullie en voor ons gezamenlijk juist is. (Kramers: Kom tot een woord dat gelijk is tussen ons en u.) Dat wij alleen God dienen, dat wij niets aan Hem als metgezel toevoegen en als zij zich echter afkeren, zeg dan: "Getuigt dat wij ons [aan God] overgeven. "
Het is duidelijk dat de woorden dat wij niets aan hem als metgezel toevoegen slaan op de eenheid van God. Ook is duidelijk dat alleen God dienen slaat op geheel aan God toegewijd zijn en dus op het eerste en belangrijkste gebod. Volgens een van de oudste en meest gezaghebbende commentaren (tafsîr) op de Edele Koran - Jámi' Al-Bayan ft ta 'wîl al¬Qur'án van Abu Ja'far Muhammad bin Jarîr Al-Tabäri (gestorven in 310 islamitische jaartellingl923 christelijke jaartelling) betekent dat wij elkaar niet als heren naast god nemen 'dat niemand van ons moet gehoorzamen als dit ongehoorzaamheid is aan wat God heeft geboden'. 'Noch zouden we hen moeten eren door ons ter aarde te werpen op dezelfde manier zoals zij dat doen voor God' . Met andere woorden, moslims, christenen en joden zouden ieder vrij moeten zijn om op te volgen wat God hun geboden heeft en zich niet ter aarde werpen voor koningen en hun gelijken.(21 ).
Want God zegt elders in de Edele Koran K.2: 256: "Er is geen dwang in de godsdienst". Dit slaat duidelijk op het tweede gebod en de liefde tot de naaste, waarvan rechtvaardigheid (22) en vrijheid van godsdienst een wezenlijk onderdeel zijn. God zegt in de Edele Koran K 60: 8: "Maar God verbiedt niet dat jullie hen die niet wegens de godsdienst tegen jullie gestreden hebben en die jullie niet uit jullie woningen verdreven hebben, met respect en rechtvaardig te behandelen. God houdt van hen die rechtvaardig handelen".
Als moslims nodigen we dus christenen uit zich Jezus' woorden te herinneren van het evangelie (Markus 12: 29-31: "Het voornaamste is: "Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht". Het op één na belangrijkste is dit: "Heb uw naaste lief als uzelf." Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.'
Als moslims zeggen we tegen christenen dat wij niet tegen hen zijn en dat de islam niet tegen hen is, zolang ze geen oorlog voeren tegen moslims vanwege hun godsdienst, hen onderdrukken en hen uit hun huizen verdrijven (in overeenstemming met aangehaald vers). God zegt bovendien in de Edele Koran 3: 113-115: "Zij zijn niet [allen] gelijk. Onder de mensen van het boek is er een gemeenschap die standvastig Gods tekenen gedurende de nacht voorleest, terwijl zij zich eerbiedig neerbuigen. Zij geloven in God en de laatste dag, zij gebieden het behoorlijke, verbieden het verwerpelijke en wedijveren in goede daden. Zij zijn het die tot de rechtschapen behoren. Het goede dat zij doen, daarvoor zullen zij niet als ondankbaar worden behandeld. God kent de godvrezenden".
Is het christendom per se tegen moslims? In het evangelie zegt Jezus (Mattheus 12: 30) "Wie niet met mij is, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt, drij ft uiteen". En Markus 9: 40: "Wie niet tegen ons is, is voor ons". En Lukas 9: 50: 'Wie niet tegen jullie (ons) is, is voor jullie (ons)' .
Volgens De Uitleg van het Nieuwe Testament van zijne heiligheid Theophylactus (23) spreken deze beweringen elkaar niet tegen want de eerste bewering (in de huidige Griekse tekst van het Nieuwe Testament) verwijst daar demonen, terwijl de tweede en derde bewering naar de mensen verwijzen die Jezus erkenden maar geen christenen waren. Moslims erkennen Jezus Christus als de Messias maar niet op dezelfde manier als christenen. (Christenen zelf zijn het trouwens nooit eens geworden over de natuur van Christus), Moslims erkennen Jezus op de volgende wijze: KA: 171: "De masieh, Isa, de zoon van Maryam is Gods gezant en Zijn woord dat Hij wierp naar Mariam en een geest bij Hem vandaan". Daarom nodigen wij christenen uit moslims niet te beschouwen als tegen hen maar met hen, overeenkomstig de woorden van Jezus christus hier.
Tenslotte vragen wij als moslims en gehoorzamend aan de Edele Koran christenen om samen overeenstemming te bereiken over de gemeenschappelijke wezenlijke zaken van onze twee godsdiensten ... (K.3: 64) "dat wij alleen God dienen, dat wij niets aan Hem als metgezel toevoegen en dat wij elkaar niet tot heren naast God nemen".
Moge dit gemeenschappelijk fundament de basis zijn van elke interreligieuze dialoog tussen ons want op dit gemeenschappelijk fundament is gebaseerd heel de wet en alle profeten (Matt. 22: 40). God zegt in de Edele Koran 2: 136-137: " Zeg, [moslims], 'wij geloven in God, in wat naar ons is neergezonden en in wat naar Ibrahiem, Isma' iel, Ishaaq, Jakoeb en de stammen is neergezonden en in wat aan Moesa en 'Isa is gegeven en in wat aan de profeten door hun heer gegeven is. Wij maken geen verschil tussen één van hen en wij hebben ons aan Hem overgegeven. Als zij dan in hetzelfde geloven waarin jullie geloven dan hebben zij zich op het goede pad laten brengen. Maar als zij zich afkeren dan zij zij het oneens. God zal voor jullie dan genoeg zijn tegen hen. Hij is de horende, de wetende".
Gemeenschappelijk
Een gemeenschappelijk fundament tussen moslims en christenen is niet enkel een zaak van een beleefde oecumenische dialoog tussen enkele geselecteerde religieuze leiders. Christendom en islam zijn respectievelijk de grootste en de op één na grootste godsdienst in de wereld en in de geschiedenis. Zij vormen, naar men zegt, resp. een derde en een vij fde deel van de mensheid. Samen maken zij meer den 55% uit van de wereldbevolking. Daarom zijn goede betrekkingen tussen deze twee godsdienstige gemeenschappen een van de belangrijkste factoren voor de bijdrage aan de verspreiding van vrede over de hele wereld. Als moslims en christenen geen vrede kennen, kan de wereld geen vrede kennen. Nu het wapenarsenaal in de moderne wereld afschrikwekkende vormen aanneemt en moslims en christenen overal door elkaar wonen als nooit te voren, kan geen van beide partijen unilateraal een conflict winnen dat zou gaan tussen meer dan de helft van de wereldbevolking. Onze gemeenschappelijke toekomst staat dus op het spel. Misschien staat zelfs het overleven van de hele wereld op het spel. En aan degenen die desalniettemin zich verheugen over onenigheid en vernietiging voor eigen baat of er uiteindelijk gewin uit hopen te halen, zeggen wij dat onze eigen ziel ook op het spel staat als we falen om eerlijke pogingen te ondernemen om vrede te stichten en in harmonie samen te leven. God zegt in de Edele Koran 16: 90 "God gebiedt rechtvaardig te handelen, goed te doen, en aan de verwanten giften te geven en Hij verbiedt wat gruwelijk, verwerpelijk en gewelddadig is. Hij spoort jullie aan, misschien laten jullie je vermanen". En Jezus Christus zei Matt. 5: 9: "Gelukkig de vredestichters .. " en Matt. 16: 26:"Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als hij er het leven bij inschiet?"
Laat onze verschillen dus geen haat en onenigheid veroorzaken. Laten we met elkaar slechts wedijveren in oprechtheid en goede werken. Laten we elkaar respecteren, eerlijk, rechtvaardig en vriendelijk zijn voor elkaar en leven in oprechte vrede, harmonie en wederkerige welwillendheid. God zegt in de Edele Koran 5: 48: "En wij hebben het boek met de waarheid naar jou neergezonden ter bevestiging van wat er van het boek voordien al was en om erover te waken. Oordeel dan tussen hen volgens wat God heeft neergezonden en volg hun neigingen niet, in afwachting van wat van de waarheid tot jou is gekomen. Voor een ieder van jullie hebben wij een norm en een weg bepaald en als God het gewild had, zou Hij jullie tot één gemeenschap gemaakt hebben maar Hij heeft jullie in wat jullie gegeven is op de proef willen stellen. Wedijver dus in goede daden. Tot God keren jullie allen terug. Hij zal jullie dan meedelen waarover jullie het oneens waren."
Vrede zij met U, Pax vobiscum
Over integratie
Paul Scheffer: “Het land van aankomst”.

In de Volkskrant, 13 februari 2010: “Gaan we zwarte en witte scholen opheffen of niet?”.

Boeken met een positieve boodschap; “Bezielende verbanden” (James Kennedy), “Binden” (Job Cohen), “Een tijd voor empathie“ (Fancois de Waal) en “Het verlangen naar cultuur” (Sjaak Koenis).

Is het toch mogelijk, samenleven: “Nederland is aan het verbouwen”, door Joost Divendal, in: Roodkoper.